Een man en een vrouw spreken in het echtscheidingsconvenant af dat de man geen partneralimentatie verschuldigd is. Ondanks deze afspraak staat het Gerechtshof ‘s-Hertogenbosch toe dat man de helft van de door hem betaalde hypotheekrente mag aftrekken als onderhoudsverplichting.

huisje-met-geldDeze zaak (21 april 2016, ECLI:NL:GHSHE:2016:1569) verliep als volgt. Een man en een vrouw gaan scheiden. Samen spreken zij in het convenant af, dat de voormalig echtelijke woning wordt verkocht. Tot aan het moment dat de woning is verkocht en geleverd aan de nieuwe eigenaar mag de vrouw in de woning blijven wonen. Verder spreken zij af, dat de man pas partneralimentatie verschuldigd is vanaf het moment dat de woning is verkocht en geleverd. In de periode tot aan de verkoop en levering blijft de man na de scheiding alle woonlasten betalen. In zijn belastingaangifte trekt de man de helft van de hypotheekrente af en de andere helft van de door hem betaalde hypotheekrente trekt hij af als onderhoudsvoorziening (partneralimentatie).

De belastinginspecteur weigert de aftrek voor de onderhoudsvoorziening.

Het Gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch komt tot een andere conclusie. Ook al is de man volgens het convenant geen partneralimentatie verschuldigd in de periode tot verkoop en levering van de woning, er is toch een onderhoudsverplichting overeengekomen. De man betaalde namelijk tijdens het huwelijk alle woonlasten en heeft dit ook gedaan na de echtscheiding. De aftrek als onderhoudsvoorziening wordt gehonoreerd.

Belang voor de praktijk

Een stukje theorie

Artikel 3.111, vierde lid, Wet IB 2001 (scheidingsregeling) bepaalt dat de voormalig echtelijke woning voor een periode van ten hoogste 24 maanden nog kan worden aangemerkt als eigen woning van de belastingplichtige die de woning heeft verlaten. Voorwaarde is dat de woning in die periode de gewezen partner van belastingplichtige anders dan tijdelijk als hoofdverblijf ter beschikking staat.

Op grond van deze regeling kan de man, die deels eigenaar is van de woning maar deze niet meer bewoont, toch nog gedurende maximaal 24 maanden zijn aandeel in de hypotheekrente aftrekken.

Daar staat tegenover dat hij ook (de helft van) het eigenwoningforfait moet aangeven voor zijn aandeel in de woning. Dit bedrag kan hij echter als onderhoudsverplichting aftrekken op grond van artikel 6.3, eerste lid, onderdeel a (voor gehuwden), of onderdeel f (voor ongehuwd samenwonenden) Wet IB 2001. De vrouw geeft voor het eigen aandeel in de eigen woning het eigenwoningforfait aan. Het aandeel in het eigenwoningforfait van de andere partner wordt belast als ontvangen verstrekking volgens artikel 3.101 Wet IB 2001.

Praktische gevolgen voor de vrouw

In deze zaak gat het Gerechtshof (uiteraard) niet in op de fiscale en financiële situatie van de vrouw. De gekozen route waarbij de man de hypotheekrente volledig betaalt heeft echter ook gevolgen voor de vrouw. Tegenover de aftrek van de helft van de hypotheekrente als onderhoudsvoorziening bij de man staat een belaste onderhoudsvoorziening bij de vrouw. Zij ontvangt de onderhoudsvoorziening niet in contanten maar is wel inkomstenbelasting verschuldigd. Aftrek van haar deel van de hypotheekrente lijkt niet aan de orde omdat zij de rentelasten niet daadwerkelijk betaalt. Aftrekbare kosten zijn immers alleen dan aftrekbaar als ze op de belastingplichtige drukken. Om er voor de zorgen dat vrouw haar deel van de hypotheekrente kan aftrekken dienen de rentelasten op haar te drukken. Met andere woorden zij moet haar deel zelf betalen. Hiertoe dient de man de onderhoudsverplichting daadwerkelijk aan de vrouw te betalen.
[ Bron: Fiscaal Juridisch Adviesbureau Nationale Nederlanden ]