Het kindgebonden budget is bestemd om te worden besteed aan het kind of de kinderen en niet om te voorzien in het levensonderhoud van de verzorgende ouder. Het vermindert dus niet diens behoefte aan partneralimentatie.Dat heeft de Hoge Raad vandaag beslist in een prejudiciële procedure (daarin stelt een lagere rechter in een lopende procedure een vraag aan de Hoge Raad).

In een eerdere prejudiciële beslissing van 9 oktober 2015 (ECLI:NL:HR:2015:3011) heeft de Hoge Raad bepaald dat bij de vaststelling van de door de ouders verschuldigde onderhoudsbijdrage voor hun minderjarige kinderen het kindgebonden budget en de daarvan deel uitmakende alleenstaande ouderkop niet in aanmerking moeten worden genomen bij de bepaling van de behoefte van het kind, maar bij de berekening van de draagkracht van de ouder die het kindgebonden budget ontvangt.

Vervolgens is de vraag gerezen of het kindgebonden budget (voor zover daarmee een hoger bedrag is gemoeid dan het aandeel van de ontvangende ouder in de kosten van het kind of de kinderen) moet worden gerekend tot het inkomen van die ouder en diens behoefte aan partneralimentatie vermindert. In de rechtspraak bestaan op dit punt uiteenlopende opvattingen. Daarom stelde het gerechtshof Den Haag daarover deze nieuwe prejudiciële vraag aan de Hoge Raad.
Lees de hele uitspraak van de Hoge Raad van 7 juli 2017: Klik hier
Bron: Rechtspraak.nl